Jacobus
loopt door de stille straten van Leiden naar huis. Eindelijk is hij klaar met
werken. Jacobus is klerk van het gemeentebestuur en is tot laat in de avond aan
het werk geweest. Het beleg van de Spanjaarden is nu een maand voorbij, en de
bestuurders moeten aan de bevoorrading van de stad gaan denken. De
voedselprijzen zijn hoog, maar als straks de Spanjaarden uit de Nederlanden weg
gejaagd zijn kunnen de boeren weer op het land werken en zullen de
voedselprijzen dalen. Het bestuur wacht daar op en wil nog geen reserves
inslaan. Jacobus vindt het vreemd. Willem de Zwijger heeft gezegd dat ze
voorzichtig moeten zijn. De Spanjaarden zijn nog in de buurt en kunnen
terugkeren. Waarom is het bestuur niet voorzichtiger? Ze hebben zelfs de
schansen laten staan. Als je voorbij de Lammen loopt zie je de schansen donker
en dreigend staan. Alsof ze wachten op de terugkeer van de Spanjaarden. Hij
rilt als hij daaraan denkt. Snel loopt hij door, gauw naar huis, naar zijn
vrouw Anna.
Als
hij thuis komt zit ze bij de haard, een pan soep hangt boven het vuur. Hij
schept wat soep in een kom en gaat aan tafel zitten. Van het brood dat op tafel
ligt breekt hij een stuk af en doopt het in de soep. Anna vraagt of er al
nieuws is over de voedselprijzen. Hij vertelt haar dat het bestuur nog wil
wachten met het aanvullen van de voorraden, ook worden er geen nieuwe troepen
naar Leiden gehaald. Het bestuur vertrouwt erop dat de Spanjaarden weggejaagd
worden en niet terug zullen keren.
Een
maand later schrikt de stad op als plotseling het Spaanse leger, wel
vijfduizend man sterk, voor de stadspoorten staat. Zonder enige hinder bezetten
zij de nog aanwezige schansen en slaan hun kampen op. Leiden ligt weer onder
beleg!
Jacobus
snelt door de straten naar het stadhuis, dit is erger dan de eerste keer. Toen
waren ze voorbereid, de stad had voedsel en mankracht genoeg om het beleg lange
tijd vol te houden. Nu zijn de pakhuizen zo goed als leeg en op de schutterij
na is er geen enkele verdediging. Er moet bericht uit naar de Prins van Oranje,
er moet hulp komen! Als hij op het stadhuis aankomt, zijn de bestuurders al
druk in gesprek. Ze willen de stad niet overgeven aan de Spanjaarden. Ze moeten
volhouden en een manier bedenken om de Prins van Oranje te bereiken. Om hem te
vertellen wat er gebeurd is en dat ze zijn hulp hard nodig hebben. Tot laat in
de avond wordt er gepraat, maar er wordt geen oplossing gevonden. Na afloop
loopt Jacobus moedeloos naar huis.
Het
beleg duurt voort, de bevolking lijdt honger en de pest slaat toe. Ook Anna
wordt ziek. Jacobus zit aan haar bed en dept met een koude doek haar voorhoofd.
Hij belooft haar dat alles goed zal komen.
Gister
heeft de organist van de Pieterskerk, Willem Cornelisz, aan het bestuur zijn
duiven aangeboden. Zij kunnen over de schansen vliegen met een boodschap voor
de Prins, zodat hij hulp kan sturen. Anna moet volhouden, het beleg zal niet
lang meer duren. De Prins van Oranje zal de Spaanse bezetters verjagen.
Anna
hoort het niet, ze heeft zware koorts, en ligt te rillen in de bedstee.
De
situatie wordt ernstiger, er is geen eten meer in de stad. Steeds meer mensen
overlijden door honger of door de pest. De duiven zijn ongedeerd over de
schansen gevlogen maar er is nog geen antwoord gekomen van de Prins.
De
Spanjaarden zeggen dat bij overgave van de stad, de inwoners gespaard zullen
worden, maar niemand gelooft dit. De bestuurders hebben besloten dat een ieder
die de stad wil verlaten vrije doorgang krijgt. Een enkeling verlaat de stad,
maar het grootste gedeelte van de bevolking is trouw aan de Prins van Oranje en
blijft.
De
bevolking smeekt het bestuur iets te doen. Het bestuur staat machteloos, er is
nog steeds geen antwoord van de Prins van Oranje ontvangen. De burgemeester
heeft op het Stadhuisplein zijn arm aangeboden aan de hongerige bevolking.
Anna
maakt dit allemaal niet meer mee, gister is ze gestoven. Jacobus heeft tot de
laatste adem bij haar gezeten. Verdrietig loopt hij door de verlaten straten.
Zijn maag rammelt van de honger. Op het stadhuis hangt een bedrukte sfeer. Er
is nog altijd geen bericht van de prins. Opeens vliegen de deuren open en
stormt Willem Cornelisz de kamer binnen. Eén van duiven is terug gekeerd! Hij
heeft bericht van de prins bij zich.
De
Prins van Oranje is van plan de dijken door te steken. Hierdoor zal het
laaggelegen gebied rondom Leiden onder water komen te staan. De Spanjaarden
zullen verdreven worden. Zal er dan eindelijk een einde komen aan deze
vreselijke bezetting?
De
dijken worden doorgestoken, maar het water wil niet stijgen. Leiden is de
wanhoop nabij.
Jacobus
is door de honger sterk verzwakt, hij kan zijn bed niet meer verlaten. Hij
heeft goede hoop dat het plan van de Prins lukt.
’s
Nachts steekt een flinke storm op en eindelijk bereikt het water de stad. Door
de druk van het water stort een deel van de stadsmuur in. De Spanjaarden, die
geschrokken zijn van de kracht van het water, kunnen niet anders dan de
schansen rondom de stad verlaten. De bevolking kan het niet geloven. Een kleine
jongen klimt op de Lammen schansen en ziet het verlaten tentenkamp. De
Spanjaarden zijn zo overhaast vertrokken dat ze hun kookpotten vol met hutspot
hebben achtergelaten. Hij rent door de straten van de stad, de Spanjaarden zijn
weg! Jacobus ligt in zijn bed en hoort het rumoer. Eindelijk is de bezetting
voorbij. Uitgeput valt hij in slaap.
De
volgende ochtend komen de Geuzen met grote platschuiten via de Vliet de stad
binnen. Ze hebben manden vol met haring en wittebrood voor de bevolking bij
zich.
De
bevolking stroomt in groten getale naar de Pieterskerk om god te danken voor de
bevrijding.
In
het huisje van Jacobus is het stil. Hij ligt in bed met zijn ogen gesloten, hij
zal de bevrijding niet meer meemaken. Jacobus is de afgelopen nacht gestorven
van de honger.
toelichting
Tijdens de
tweede bezetting zijn 6.000 van de 18.000 inwoners gestorven van de honger of
aan de pest.
Nog altijd
vindt op 3 oktober de herdenking in de Pieterskerk plaats. Ook vieren de
Leidenaren nog steeds ieder jaar Leidens Ontzet.
goede uitleg/verhaal!
BeantwoordenVerwijderen