Opgewekt
fietst Ellen door de straten van Amsterdam. Het is haar, na een jaar zoeken,
gelukt een appartementje te vinden in de grachtengordel. Het zijn de bovenste
twee verdiepingen van een groot oud grachtenpand aan de Herengracht. Ze zet
haar fiets vast aan het hekje voor het huis, pakt de mand met boodschappen van
het stuur en klimt het trappetje op. Bij de drie deurbellen, die aan de zijkant
van de deur op een bord zitten, staat bij de onderste bel haar naam.
Glimlachend steekt ze de sleutel in het slot en loopt de zes trappen naar haar
verdieping op.
Haar
appartement is verdeeld over de derde en vierde etage van het huis. Helemaal
beneden, op de begane grond, woont de hospita en op de verdieping onder haar
woont een jonge zakenman. Ze heeft van de hospita gehoord dat hij vaak in het
buitenland verblijft.
Licht
hijgend staat ze op haar verdieping, de deur naar haar appartement gaat piepend
open. Ze moet niet vergeten een drupje olie in de scharnieren te doen. De
hospita heeft gezegd dat het appartement al een tijdje leeg staat. De vorige
bewoner heeft een naar ongeluk gehad en heeft, na zijn vertrek, al zijn meubels
achtergelaten. Ellen moet zelf maar kijken of ze de spullen houdt of weg doet.
Ze hoopt dat er nog iets bruikbaars tussen zit. Dat zou haar wel goed uitkomen.
Ze is nog maar net klaar met haar studie en werkt voor een uitzendbureau.
Maandag gaat ze beginnen als persoonlijk secretaresse van een advocaat in de
buurt en heeft haar spaargeld gebruikt om de huur voor deze maand te betalen. Ze
heeft nog maar net geld genoeg om deze maand rond te komen.
Ze
loopt het smalle gangetje door. Links is de steile trap met een dieprode loper
die met koperen roedes aan de trap bevestigd is. Op de tweede verdieping van
het appartement bevinden zich de twee slaapkamers en een badkamer. Rechts van
haar is de deur naar de ruime woonkamer en aan het eind van het gangetje de
keuken. Alles is in een vage mosgroene kleur geschilderd. Langzaam loopt Ellen
de woonkamer in, de groenfluwelen gordijnen zijn gesloten, voorzichtig trekt ze
deze open. Een grote stofwolk dwarrelt naar beneden. Hoestend en niesend draait
ze zich om en kijkt de kamer rond. Er staat een bankje, twee grote fauteuils en
een klein koffietafeltje. Langs de ene wand staan twee grote boekenkasten en
tegen de andere wand een dressoir. Midden in de woonkamer staan haar twee
koffers die ze vanochtend heeft laten bezorgen. De meubels zien er goed uit, ze
slaat een zucht van verlichting. Morgen alles lekker schoonmaken en goed door
laten luchten om de enigszins muffe geur te verdrijven, misschien heeft ze ook
nog wat geld om de woonkamer een likje verf te geven. Vrolijk fluitend loopt ze
naar de keuken om een kopje thee te zetten.
De
keuken is in dezelfde saaie mosgroene kleur geschilderd. Ellen zet haar mand op
de tafel en doet wat water in de fluitketel. Ze bedenkt zich dat het wel lekker
is om een bad te nemen, ze besluit haar koffers naar boven te brengen en het
bad alvast vol te laten lopen. Ondertussen kan het water voor de thee koken.
Ze
loopt terug naar de woonkamer, pakt haar koffers en loopt de trap op. Op de
overloop staat een klein kastje met een schilderijtje van Amsterdam erboven. Hierboven
zit op het plafond een grote vochtvlek. Ze loopt de grote slaapkamer in. De
hospita heeft schone lakens op het bed gedaan en uitnodigend opengeslagen. De
grote ramen staan op een kiertje en een fris briesje waait de kamer in. Ellen
zet haar koffer voor de grote kledingkast en loopt door de verbindingsdeur naar
de badkamer.
Op
de overloop schuift de vochtvlek langzaam naar beneden. In het huis is ook een
zacht gegrinnik te horen. Ellen draait zich om in de badkamer, ze dacht iets te
horen maar het zal de wind wel zijn geweest. Ze voelt of de temperatuur goed is
en draait de koperen kranen boven het bad dicht. Dan loopt ze via de slaapkamer
weer naar beneden en hoort het gefluit van de ketel. Dat hoorde ze dus!
Ze
huppelt de trap af en maakt snel een kop thee. Uit de boodschappenmand pakt ze
een grote fles badschuim en loopt naar boven. Even denkt ze dat de vochtvlek
groter is geworden. Daar moet ze morgen naar kijken, hopelijk is het geen
lekkage.
Langzaam
laat ze zich in het bad glijden. Het water is lekker warm en het badschuim
geurt om haar heen. Ze pakt een spons en wrijft haar armen in met grote vlokken
schuim. Ze laat haar hoofd tegen de badrand leunen en sluit haar ogen. Opeens
schrikt ze op, ze hoorde toch iets? Voorzichtig stapt ze uit bad en slaat een
handdoek om zich heen. Ze loopt naar de deur en glijdt uit over een plas water die
zich op de badkamervloer heeft gevormd en valt met haar hoofd op de wasbak.
Versuft blijft ze even op de vloer liggen. Als ze opkrabbelt en in de spiegel
kijkt ziet ze een grote snee in haar voorhoofd. Zachtjes raakt ze de snee aan
en krimpt ineen van de pijn. Ze heeft beneden in de keuken een verbanddoos
gezien en loopt voorzichtig om de plas heen naar de overloop. Weer denkt ze
iets te horen en bedenkt ineens dat de ramen in de slaapkamer open staan en
besluit deze eerst dicht te doen. Ellen loopt de slaapkamer in, en trek de
ramen dicht. Als ze zich omdraait ziet ze op de overloop een schaduw bewegen. Ze
trekt haar badjas aan en loopt zachtjes naar de overloop. Als ze om de deurpost
heen gluurt, ziet ze niets. De gang is leeg. Ze zucht, ze moet niet zulke rare
dingen in haar hoofd halen. Wie kan hier nu binnen zijn? Hoofdschuddend loopt
ze naar de trap, een fikse pijnscheut schiet door haar hoofd.
Achter
haar beweegt de vlek op de muur in haar richting. Ze pakt de leuning van de
trap en ziet in haar ooghoek weer iets bewegen. Ze draait zicht om en ziet de
grote vochtvlek snel via de muur haar kant opkomen. Ze gilt en rent de trap af.
Halverwege de trap struikelt ze over een losgeraakte traproede en valt naar beneden.
Ze klapt met haar hoofd tegen de massief houten knop van de leuning. Er klinkt
een luid gekraak.
Onderaan
de trap ligt Ellen met haar nek in een vreemde hoek. Ze ademt niet meer en uit
haar oor loopt een stroompje bloed. De vochtvlek trekt zich terug boven het
kastje.
De
volgende ochtend staat er op de Herengracht een politieauto en een ambulance
voor het grote pand. In het gangetje van Ellens appartement staat een
rechercheur met de hospita te praten. ‘Dit is al het derde ongeluk in anderhalf
jaar tijd’, zucht de vermoeide rechercheur. De hospita knikt en kijkt naar het
lichaam van Ellen dat onderaan de trap ligt. Alle traproedes zitten netjes op
hun plek. Met een glimlach kijkt de hospita omhoog, de vochtplek zit weer op
het plafond.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten